Woensdag 2 mei
Vandaag vertrek ik voor een regionale exposure van 4 dagen naar Centraal Luzon, de streek waar de meeste politieke moorden hebben plaatsgevonden. Het massacre van Tarlac waarbij in november 2004 zeven suikerrietarbeiders en boeren het leven lieten is in onze ACV-kringen het meest gekend. De filmbeelden van het uiteenslaan van dat stakingspiket staan ook bij mij nu nog op mijn netvliezen gebrand.
In Tarlac vertelt Dexter Santu van de IWSWV (International Wiring System Workers Union) ons over de flexibilisering binnen deze Japanse Multinational met 7000 arbeiders. Er is daar een zeer sterke toename van het agency work (interimwerk) ten opzichte van de vaste regular workers. Agency work is voor de patroon een middel om alle collectief onderhandelde CAO’s niet meer te moeten uitvoeren. Normaal wordt men na 6 maand agency work automatisch een regular worker, maar hier zorgt de patroon dat je ontslagen wordt net voor je 6 maand voorbij zijn. Op die manier geraak je natuurlijk nooit aan vast werk!
Het volgende bedrijf dat we bespreken is het klerenbedrijf Blooming Apparel met 700 werknemers. Om goedkoper te produceren heeft dit bedrijf van zijn regular workers bijna allemaal stukloonarbeiders gemaakt. Van september tot december 2006 is hiertegen gestaakt. Het bedrijf probeert op alle manieren de wettelijke regels te omzeilen: naast het invoeren van het stukwerk is dit stukwerk ook nog eens lager betaald dan het wettelijke minimum. Het bedrijf wil ook geen loonsverhogingen doorrekenen die de overheid wettelijk voorzien heeft.
Politieke moorden In Centraal Luzon gebeuren de meeste politieke moorden van gans de Filippijnen. Vele arbeidersleiders werden er vermoord maar even gruwelijk is de toename van het aantal ontvoeringen en gevallen van fysieke en morele intimidatie. In de Coca Cola San Miguel Brewery van San Fernando City werden de arbeidersleiders gedurende 4 dagen ondervraagd en geïntimideerd. Terzelfdertijd achtte het leger de tijd rijp om zelf de Coca Cola-vestiging binnen te dringen en de arbeiders uit te schelden, te polsen naar het profiel van hun leiders en hen aan te sporen niet langer lid te blijven van de vakbond. Er zijn 2 ondernemingen in Bulacan waar bij onderhandelingen tussen vakbond en management het leger zich zo intimiderend opstelde dat de vakbond buiten spel werd gezet en het leger zelf de onderhandelingen overnam.
Wat betekent dat alles voor de vakbond in de Filippijnen? Emotioneel is deze situatie dramatisch. Ook vrouwen en kinderen van vakbondsverantwoordelijken worden bedreigd. Vakbondsmobilisaties worden afgewogen op hun risico’s, openlijke meetings en fora worden niet meer georganiseerd. Vakbonden hebben hun vakbondskantoren in vlammen zien opgaan en de vakbondsorganizers slapen al lang niet meer thuis. Donderdag 3 mei 2007
Op weg naar de Hacienda Luisita in Tarlac om de familieleden te ontmoeten en te interviewen van de door het filippijnse leger vermoorde arbeiders en boeren aan het stakingspiket van november 2004. De hacienda is met onze “van” bijna niet bereikbaar met z’n hobbelige en zanderige wegen. Doorheen de straten met de houten bouwvallige krotjes is duidelijk te merken dat het verkiezingstijd (/-strijd) is. Overal foto’s aan de huizen. Elke tricycle (driewieler) maakt reclame voor z’n eigen kandidaat. De kandidaten komen allen op in persoonlijke naam hoewel achter sommige kandidaten de grootgrondbezittersfamilie van Cojuangco schuilgaat. Peping Cojuangco zal het dus met het meeste geld waarschijnlijk tot gouverneur schoppen. Alleen voor de zogenaamde partylist-verkiezingen zijn er partijlijstnamen. We kronkelen verder door enkele zanderige straatjes. Er zijn heel wat lege huisjes : heel wat mensen hielden het na de staking van 2004 tot 2006 definitief voor bekeken om hun ongeluk elders opnieuw te proberen in de hoop op meer geluk. De armoede is niet geminderd ten aanzien van 2 jaar geleden. Het is ten andere droog zomerseizoen nu en dat betekent geen werk op de suikerplantage.
We komen toe op de afspraakplaats. Er is een heel ontvangstcomité met heel wat arbeiders en boeren. Het is de bedoeling dat we getuigenissen opnemen van familieleden van de vermoorde syndicalisten van de Hacienda Luisia met de bedoeling hun problemen over te brengen naar de filippijnse ngo’s. Maar voor mij speelt ook solidariteit een grote rol, tussen hier in de Filippijnen en ginds in het verre België.
Vrijdag 4 mei
We logeren vandaag en vannacht in “Domus Dei. God’s Dwelling Place”. Opnieuw een katholiek centrum. Je kan het ook een tijdelijk verblijf voor politieke vluchtelingen noemen van het militaire regime. Daarmee is dan ook de toon gezet van iets waar ik me totaal niet bewust van was: de provincie Bulacan is sinds 2005-2006 een militair bezette provincie.
De militairen gaan niets ontziend te werk. Ze steken de huizen van de vakbond in brand. Kinderen van vakbondsorganizers kunnen niet meer naar school gaan of de terreinen van de scholen worden bezet om om te vormen in militaire kampen. In het geval van de barangay San Roque nemen de militairen de gemeentehal in beslag zodat ook het gezondheidscentrum niet meer toegankelijk is. In de San Miguel Console farm worden arbeiders die petities tekenen nadien door de militairen op het matje geroepen. De militairen spreken dan de arbeiders aan om zich af te keren van de vakbond. Daarmee voert het leger rigoureus haar zogenaamde Oplan Bantan Laya uit, een plan waarbij progressieve en militante volksorganisaties gecriminaliseerd worden door deze gelijk te stellen met de guerilla van de NPA, het New People’s Army. Nochtans gaat het hier allemaal om ongewapende burgers en organisaties.
Omdat de toestand zo uit de hand liep werd op 18 maart 2005 een basistekst met petitie opgesteld op initiatief van de Roman Catholic Church. Daarin wordt opgeroepen tot vrede en voor de terugtrekking van de militairen. In juli 2006 dan stelde “Domus Dei” (waar we verblijven) zijn deuren open voor de beweging die “Concerned Citizens for Civil Liberties Bulacan Chapter” genoemd werd. De brutale militarisering kende zo’n proporties dat 100 mannen, vrouwen, kinderen hun toevlucht zochten om zich te beschermen in Domus Dei. Het hoofdprobleem in Bulacan zou evenwel niet de militarisering mogen zijn maar iets te doen aan armoede, voor waardig werk en opkomen voor de basisrechten voor de werkers.
’s Namiddags brengen we een bezoek aan het stakingspiket van de Expo fabriek in Plakidel. Dit bedrijf is reeds in staking sinds 2 februari 2001. We worden er ontvangen door arbeiders en arbeidsters die het piket omgevormd hebben tot woonbarakken die tegen en naast de ingang van de fabriek opgetrokken zijn. Er werkten 2000 arbeidsters in de fabriek. Rubber werd er bewerkt waarmee schoenen en slippers gemaakt werden voor de export. De lonen voor de bijna allemaal contractual workers (tijdelijke contracten) lagen met 120 peso’s ver onder het minimumloon van 230 peso per dag. De sociale zekerheid werd niet doorgestort en de meest elementaire veiligheidsvoorschriften werden niet nagekomen. Ik vraag naar specifieke verhalen aangaande de werkomstandigheden. Ze vertellen dat de rubberproductie in ongeoorloofde omstandigheden gebeurde. De chemische blootstelling leidde naar hun zeggen tot zware lichamelijke problemen. Er is een onafhankelijk inspectie maar een onderzoek kwam er enkel als er sterke druk kwam door mobilisatie van de arbeidsters. We hebben een kleine maaltijd meegebracht voor de arbeiders. Ik geef wat chocotoffs aan de kinderen, LBC-sjaaltjes aan de vrouwen én nonprofitbandana’s aan de mannen. Zaterdag 5 mei ’07 Interview met Adela en Ronaldo Dela Cruz, vissersvolk uit Haganoy. Nika en Roma zijn hun kinderen. De familie Dela Cruz is het slachtoffer van militaire agressie sinds augustus 2006. Vanaf september 2006 hebben ze hun intrek genomen in het Domus Dei Center van Plakidel.
Ronaldo startte in Hagonay met een visserscoöperatieve. Op 18 augustus 2006 werd hij door de militairen lastig gevallen en verweten NPA lid te zijn (New Peoples Army is de gewapende guerilla). Hij moest zich vanaf dan dagelijks bij het plaatselijke militaire kamp melden en een logboek aftekenen. Ronaldo ontkende zijn NPA lidmaatschap. Hij organiseerde de vissers om professionele redenen. Maar op 27 augustus 2006 zag hij dat hij werd opgewacht door meerdere militairen die hij niet kende. Een doodseskader dacht hij en het spookte door zijn hoofd. Ze begonnen hem te slaan en te folteren. Toch kon Ronaldo ontvluchten en ze vluchtten weg uit de streek, de kinderen bij de vader van Adela achterlatende. Dat was een juiste beslissing want diezelfde dag werd de beste vriend van Ronaldo, een medecoöperant ontvoerd, gemarteld én vermoord. Een korte tijd later werd het huis van Ronaldo platgebrand. Uiteindelijk vervoegde Ronaldo met vrouw en kinderen het Domus Dei center. Alle klachten werden geregistreerd door de mensenrechtenorganisatie Karapatan. Op een dag kreeg Ronaldo bezoek van een zogenaamde vriend uit Haganoy maar daar zat duidelijk een militair complot achter. De familie Adela en Ronalde Dela Cruz hopen nog altijd terug te kunnen keren. Ze hebben niks misdaan. De kinderen lopen momenteel geen school en het zal moeilijk zijn om de 500 peso’s te vinden om het schoolinschrijvingsgeld te kunnen betalen. Om wat bij te verdienen was hij ’s zondags de auto’s van de kerkgangers. Dat zal dan morgen zijn…