In De Standaard van 6 mei verscheen een artikel over de kinderopvang. Daarin stelde Katrien Verhegge van Kind en Gezin dat het haalbaar is om 17.500 bijkomende opvangplaatsen te creëren tegen 2020. Oppositiepartijen Groen en SP.a stelden de vraag naar een lagere verhouding (ratio) tussen het aantal kinderen per begeleider. Dat laat toe om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren. Katrien Verhegge erkent dat de voorgeschreven verhouding van acht (of negen) kinderen per begeleider redelijk hoog is.
De LBC-NVK vindt de ratio onredelijk hoog. Bijkomende middelen zijn nodig om het aantal kinderen per begeleider snel te verminderen. "Er is ooit berekend dat de verlaging van één kind per begeleider voor de erkende sector 15 miljoen euro zou betekenen," aldus Verhegge.
Is er ook berekend welk effect een te hoge ratio op langere termijn zal hebben op onze kinderen? Nu al is aangetoond dat als baby's in te grote groepen, met te weinig begeleiders verblijven, dat onomkeerbare schadelijke effecten heeft op hun ontwikkeling. En die schade kan je op langere termijn niet goedmaken.
Is er al berekend wat een te hoge ratio binnen 15 jaar zal kosten aan de bijzondere jeugdzorg, aan jeugdpsychiatrie, ...? Wetenschappers hebben niet voor niets gesteld dat elke investering van 1 euro in kwalitatieve kinderopvang zich op termijn tot 7 maal terugverdient.
De sector kinderopvang adviseerde unaniem om een groeipad uit te tekenen en dus voldoende budget gespreid over een aantal jaren vrij te maken om de gewenste ratio te realiseren. Natuurlijk heeft een lagere ratio ook budgettaire consequenties. En dan? Onze kinderen zijn dat waard. Of gaan we de kinderopvang enkel nog boekhoudkundig benaderen? Op zijn minst verwachten wij dat Kind en Gezin een voorstel doet voor een groeipad zodat de lagere en betere ratio effectief kan gerealiseerd worden.