(Tekst: Peter Darin, vakbondssecretaris ACV Puls, verscheen eerder in De Standaard)
Het gedrag van de professor die vorige week veroordeeld is voor de verkrachting van een studente, was geen geheim aan de KU Leuven. Samen met het verder bekend worden van de ziekmakende details groeit ook het ontzag voor de bovenmenselijke moed van het slachtoffer, én de moed van de medewerkers die intern dit probeerden aan te kaarten en daar een hoge persoonlijke en professionele prijs voor hebben betaald.
Als ACV-vakbondssecretaris volg ik de KU Leuven pas op van na de feiten, maar je blijft evenzeer achter met de knagende vraag of en hoe men intern meer kan doen om dit soort misbruik te voorkomen. Op basis van de ervaring van onze ACV-vertegenwoordigers en het syndicaal werk aan verschillende instellingen hoger onderwijs, kan ik mij moeilijk van de indruk ontdoen dat de louter interne procedures momenteel gewoonweg niet werken als er een machtige prof betrokken is. Zeker – maar absoluut niet enkel – als het gaat om een zeer ongelijke machtsverhouding, zoals in geval van een student of doctoraatsbursaal.
Topje van de ijsberg
Ieder met wat jaren op de teller in hoger onderwijs als bestuurder, HR-verantwoordelijke of vertegenwoordiger kan het misschien niet zo publiekelijk schrijven, maar weet zeer goed dat de dossiers van grensoverschrijdend gedrag die tot in de media geraken slechts het topje van de ijsberg zijn.
Dat is géén doofpotoperatie of wijdverspreide abdicatie van individuele verantwoordelijkheid. Integendeel, op élk niveau, van vertrouwenspersoon tot rectoraat, zetten individuen zich dagelijks enorm in voor een veilige studeer- en werkomgeving. Maar ze blijven botsen op het “collegiaal bestuursmodel” in hoger onderwijs. Dit principe dat proffen een zeer autonome positie hebben en de organisatie mee besturen is maatschappelijk enorm waardevol, maar maakt het onmogelijk om louter intern de nodige procedures te hervormen en af te dwingen.
Er is hiervoor dan ook externe steun, druk en kanalen nodig, zodat de last niet voornamelijk op de schouders van individuele slachtoffers blijft vallen, om via jarenlange procedures de (machts)misbruiken er uit te krijgen.
Niet veel overleg
De hamvraag momenteel is dan ook waar de door Minister Weyts beloofde maatregelen na de getuigenissen van doctorandi in de Pano-rapportage blijven, zoals een extern centraal meldpunt? Het antwoord dat dit zo lang duurt omwille van het vele voorbereidend overleg met belanghebbenden klinkt wat hol: voor personeelsvertegenwoordigers of de externe preventiediensten is namelijk van dit overleg niet zo veel te merken.
Zulk een extern meldpunt is absoluut noodzakelijk, maar zal ook ineffectief blijken als men niet gelijktijdig met de borstel gaat door de donkere kieren van onze kathedralen van kennis. Het gaat dan o.a. over het aanpakken van structurele problemen die het (noodgedwongen zwijgen over) machtsmisbruik en grensoverschrijdend gedrag in de hand werken, zoals het enorm hoge aandeel tijdelijke contracten en beurzen.
Ook nodig en meer haalbaar voor hervormingen op kortere termijn is het versterken van de bestaande interne en wettelijke bevoegde inspraakorganen zoals het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk, en er voor zorgen dat men doctorandi niet langer het recht ontzegt om te kandideren als personeelsvertegenwoordiger met de nodige wettelijke bescherming. Ook de rol en effectiviteit van externe preventiediensten in hoger onderwijs tegenover studenten, doctorandi en personeel verdiend een grondig debat en waarschijnlijk wettelijke aanpassingen.
Dreigementen
Tenslotte zou niets een grondige doorlichting van de interne regelementen en statuten in de weg mogen staan. Voorstel voor onmiddellijke schrapping is bijvoorbeeld het artikel dat een prof toelaat een medewerker buiten te werken door het agendapunt op een bestuursorganen te klasseren als “personalia”, waardoor het verdwijnt van agenda, verslag en het zicht van de studenten- en personeelsvertegenwoordigers in dat orgaan. Of het artikel dat een decaan toelaat te dreigen de beurs van een doctoranda retroactief in te trekken – en dus twee jaar loon terug te vorderen – als ze met haar klacht naar het rectoraat zou stappen.
Dit soort artikels die machtsmisbruik faciliteren hebben studenten- en personeelsvertegenwoordigers intern reeds onsuccesvol geprobeerd te laten schrappen. Echter, hervormings- en klachtenprocedures nemen vaak langer dan de duurtijd van hun studies of tewerkstelling. De boutade, “changing a university is like moving a graveyard, you won’t get much help from inside” is dan ook maar half waar. Er zijn véél mensen die intern hopen en ijveren voor de proactieve aanpak van zulke misbruiken, en ze verdienen onze doortastende steun.